{
Over deze heilige wordt ons gezegd, dat deze bijzondere mens een eerder leven had geleefd in het lichaam van St. Albanus, de schutspatroon van de Vrij-Katholieke Kerk. Hij wijdde zijn leven aan o.a. kunsten en wetenschappen, aan politieke raadgeving en aan religieuze kennis.
Mgr. Wedgwood heeft zich zeer diep met hen verbonden geweten. Wanneer wij mogen aannemen, dat hij (de Graaf de Saint Germain), een incarnatie is van de heilige Albanus de beschermer van onze V.K.K., dan moet die alles en allen doorstraald worden door de aanwezigheid van Christus onze Heer zelf, dan kunnen wij ons ook voorstellen, dat de levende geest van een heilige als de Graaf de Saint Germain ook aanwezig zal zijn. De Graaf is ook het hoofd van de zevende straal, de straal van ceremoniële arbeid. In deze tijden is de invloed van deze straal het krachtigst.
Het is de taak van de Graaf om Europa te begeleiden en te beschermen. Maar als de volkeren zelf niet wilde aanpakken en verandering teweeg brengen, kan zijn invloed niets uitrichten. "Deze meesters zijn geen tovenaars," aldus Mgr. Ludovicus. "De wet van oorzaak en gevolg zal zijn beloop hebben."
O, Gij grote schepper aller werelden.
O God, voer mij verder op de zelfde weg,
en door het gebeuren van de tijd.
Verleen mij voortaan de kracht
om mij aan Uw wil te wijden - Uw wetten
te dienen in de stoffen in de geest.
Heilig is Uw bestuur - zoals Gij in het Oosten
de zon doet opgaan aan het begin van de dag.
Heilig Uw beëindigen, heilig is alles wat Gij
mij laat vermoeden, zien en begrijpen.
Ik buig mij voor U, Gij Goddelijke Macht.
Alles is Uw werk: - ether, aarde, vuur, water,
de sterren en de kosmos.
Gij gestaltegever van alle levens en alle schepsels.
Ik erken U in het zaad van de orchidee,
in de adelaar, zowel in de metalen glans.
O onsterfelijke Geest, neem mij - een reiziger
in de kring van Uw profeten op, zodat ik gelouterd
leve en zegenvol werk verrichte - een broeder
onder de broederen van de zon.
Mijn voet zal niet rusten, mijn blik niet verwijlen,
overal zal ik zijn en alle volkeren Uw roem verkondigen.
Gebed van de Graaf de Saint Germain, Versailles 1760.
Mensenlievend God, gezegend zij Uw Naam.
Ik dank U voor deze nieuwe dag, die ik als een geschenk uit Uw hand aanvaard.
Blijf met mij; Heer – zo bid ik U – en met allen, die mij dierbaar zijn.
Verlaat ons niet en bewaar ons voor alle onheil dat onze ziel zou kunnen aanvallen en deren.
Versterk Gij mijn geloof door Uw Heilige Geest; zodat ik in alles wat ik vandaag begin, voortzet of beëindig in U, Uw Heilige Naam mag verheerlijken.
In naam van Hem, Die U ons gaf als toonbeeld van de ware Mens, zoals U die heeft gewild, bedoeld en geroepen tot U: Christus onze Heer.
Amen.
Ingezonden door Joop Barneveld, emeritus priester van de VKK
Mensenlievend God, gezegend zij Uw Naam.
Gij schept mensen naar Uw beeld, maar vaak vergeten wij de luister van dat erfdeel en dwalen af van het pad, dat leidt tot rechtschapenheid.
Maar Gij, Heer, hebt ons ook het streven ingeschapen naar de heerlijkheid waarin Gij staat en ons hart is vol verlangen en het kent geen rust totdat het vrede vindt in U.
Zie met liefde neer op hetgeen ik vandaag misdeed en vergeef mij alles waarin ik tekortschoot jegens U en jegens mijn naasten; zodat ik een bron mag zijn van liefde en barmhartigheid in de wereld, die U aan onze hoede heeft toevertrouwd.
Door Christus onze Heer.
Amen.
Ingezonden door Joop Barneveld, emeritus priester van de VKK
AMSTERDAM - Kunstenaar van de oecumene, de liefde en de menselijkheid. Zo betitelde islamoloog prof. dr. Anton Wessels gistermiddag (13 februari 2003) de joodse schilder Marc Chagall (1887-1985). Wessels hield een afscheidsrede als hoogleraar missiologie en godsdienstwetenschap aan de Vrije Universiteit.
Aan de hand van tientallen dia's van Chagalls werk zette Wessels uiteen wat Chagalls inspiratiebronnen zijn geweest, alsook hoe de in Rusland geboren jood stond tegenover de Bijbel en de verschillende culturen en godsdiensten.
De scheidende hoogleraar constateerde dat de wereldbekende kunstenaar in zijn werk een getuigenis heeft achtergelaten ,,dat werkelijk oecumenisch is''. Dit ondanks dat hij leefde in een periode vol oorlogen en spanningen. De boodschap van Chagall achtte Wessels van wezenlijk belang voor de huidige tijd die sterk gekenmerkt lijkt te worden ,,door nieuw racisme en vreemdelingenhaat en pure domheid''.
Hagar Illustratief voor Chagalls oecumenische instelling vond de hoogleraar zijn afbeelding van de slavin Hagar. Abraham en Sara hadden Hagar laten vallen en zonden haar en haar zoon de woestijn in. God ziet echter naar haar om. ,,In tegenstelling tot de tekst van de Bijbel houdt Hagar op Chagalls afbeelding haar zoon in de armen: als een authentieke piëta, als een mater dolorosa, een moeder van smarten.'' Volgens Wessels tekent Chagall Hagar - stammoeder van de Arabieren, de moslims - als een geliefd schepsel van God, dat onder zijn zegen staat. Wessels: ,,Een indrukwekkend teken en een oproep aan de mensen om ondanks alle verschillen elkaar met wederzijds respect, vriendelijkheid en liefde te aanvaarden, omdat dat de wil van God is.''
Aan de hand van meer werken liet Wessels Chagalls verbondenheid zien met de ,,drie tradities'' van jodendom, christendom én islam. Zo komt in veel schilderijen het kruis voor. Chagall was onder de indruk van het kruislijden. Het bleke gelaat van de lijdende Christus bracht hem in verwarring.
De rode draad in Chagalls werk is verder de liefde, signaleerde de islamoloog, die wees op zijn weergave van het Hooglied. ,,Die liefde is innig verbonden met het Geheim met een hoofdletter, het geheim dat God is. Daarvan getuigt hij met zijn kleuren, met zijn boven de werkelijkheid zwevende geliefden.''
Dialoog
Wessels benadrukte in zijn afscheidsrede dat het er niet om gaat Chagall voor een christelijke kerk ,,in de engere zin van het woord'' te claimen. Hij kent het verwijt dat wanneer je je open stelt voor andere culturen en godsdiensten (dialoog), de eigen identiteit (het getuigenis) verloren gaat. Wessels: ,,Ik denk dat dat alleen door iemand gezegd kan worden die zelf zo'n poging nimmer ondernomen heeft. Van die eigen identiteit wordt je juist in dialoog, in de ontmoeting, pas echt bewust.''
Nederlands Dagblad, 14 februari 2003
Priester Johan Pameijer
Dat is volgens Carl Gustav Jung het psychologische doel van de mis. Het Zelf is identiek met de "Christus in ons". Als het centrale archetype behoeft het de verwezenlijking, die de in verbrokkeling levende mens heel maakt. In de gedachtewereld van de beroemde Zwitserse psycholoog is de mis een transformatieritueel, omdat de oude mythe van incarnatie, lijden, dood en opstanding daarin telkens opnieuw wordt geactualiseerd.
Een grootse gedachte. Jung is daardoor uitgegroeid tot de schakel tussen het antieke mysteriewezen en het moderne christendom.
Het rationele kind van de prestatiemaatschappij is zijn gevoel voor het mysterie verloren. Kerken maken plaats voor bankgebouwen en sierstenen verdwijnen voor glanzend glas. Kerkbezoek wordt hooguit ervaren als een nodeloze onderbreking van het jachtige leeftempo. Als improductief restant van een voorbije periode heeft het bijna afgedaan. De moeite van pastores en dominees om weer aandacht te vragen voor God is vergeefs. De wetenschap regeert in een wereld vol hoogwaardige elektronica.
De in 1961 op 85-jarige leeftijd overleden Jung was het prototype van een wetenschapper, maar wel een met een open blik naar de gebieden aan de overzijde van de wetenschappelijke grenzen. "Iedere wetenschap stuit aan haar grenzen op het onkenbare. Het zou echter geen wetenschap zijn wanneer ze haar voorlopige grenzen als definitief zou beschouwen, en het bestaan van wat daarbuiten ligt zou loochenen." schreef hij in zijn boek "Het transformatiesymbool in de mis." Jung geeft ons de ruimte om aan te sluiten bij de oude mysteriewijsheid. Voor haar is elke tempel een plattegrond van de mens. Het gaan door de poort staat gelijk aan het binnengaan in de innerlijke mens
De oermythe van alle mysteriewijsheid is in onze eeuw teruggevonden, ingekrast in spijkerschrift op goed bewaarde kleitabletten. Isjtar, de maagdelijke Moeder-godin, voelt zich gedrongen op zoek te gaan naar haar Zoon Tammoez, die in de onderwereld verblijft. Op haar verzoek om door de eerste poort van de onderwereld te mogen gaan beveelt de wachter haar om haar kroon te offeren. Er volgen nog zes poorten. Bij elke poort krijgt ze opdracht om iets van zichzelf op te offeren. Bij de tweede poort haar hoofdsieraden, bij de derde haar halssnoer, bij de vierde haar borstschild en bij de vijfde poort haar gordel. Bij de zesde poort levert zij haar hand- en voetspangen in om bij de zevende poort het gewaad van haar lichaam te laten glijden. Naakt verschijnt ze aan haar Zoon en echtgenoot.
De poorten zijn het symbool van doorgangen naar steeds hogere wedergeboorten. Elk offer betekent een verdere inwijding in de kennis van de diepste mysteriën van het heelal. Als niets aards haar meer aankleeft is de moedergodin gereed om zich met de goddelijke Geest te verenigen. Deze oude Chaldese mythe is in tal van variaties bekend, maar de kern is toch de terugkeer van de menselijke ziel (Isjtar) tot de goddelijke Geest (Tammoez).
Mysterietempels en kathedralen, maar ook de moderne kerken, hebben de afbeelding van deze innerlijke zielereis in hun plattegronden bewaard. De liturgische ceremonie, die daarin plaatsvindt, belichaamt de innerlijke reis, de gang door de zeven poorten, die voert van de profane buitenwereld naar de goddelijke kern, het meest wezenlijke van alle bestaan. Het bewuste ervaren van de weg door de zeven poorten is in de geest van Jung het transformatieproces van de mis, die daardoor tot een innerlijke mis wordt.
Elke kerk behoort in zeven afdelingen te zijn onderverdeeld. Elk van deze afdelingen symboliseert een graad van inwijding. Eigenlijk zou elke kerkbezoeker bij iedere doorgang iets van zichzelf moeten offeren om de symboliek sterker voelbaar te maken. Maar het blijft bij het weghangen van de jas en het deponeren van wat geld in het collectezakje. De betekenis van deze simpele handelingen is al eeuwen geleden opgeslokt door de duistere muil van de tijd. Wie talmt er nog voor de buitenste kerkdeur, beseffend wat een belangrijke stap hij op het punt staat te zetten. Juist deze deur herinnert aan de eerste poort, waarbij Isjtar haar kroon offerde. Minder ongastvrij dan de hermetisch gesloten poorten van mysterietempels staan onze kerkdeuren open. Desondanks markeren ze de eerste beslissing van de binnentredende bezoeker om zich in te keren tot God. Het besef, dat je bij het binnengaan van een kerk in wezen inkeert tot jezelf, dringt nauwelijks meer door. Toch is dat het logische gevolg van de kerk als plattegrond van de innerlijke mens.
Elke volgende poort geeft toegang tot een dieper aspect van zichzelf. In het meest ideale geval is de vestibule, waar destijds het doopvont stond, van het eigenlijke schip gescheiden door de tweede poort. Het graduele verschil tussen vestibule en schip wordt meestal aangegeven door de aanwezigheid van een met wijwater gevuld bakje. De bezoekers bekruizen zich met wijwater voor ze de geheiligde ruimte betreden als herinnering aan hun doop. Aldus opnieuw gezuiverd gaan ze door de derde poort en komen in de kerkruimte, de derde hal, traditioneel de plaats voor eerstegraads ingewijden.
In oosterse kerken vormt het deurtje in de iconenwand de vierde poort, die toegang geeft tot het priesterkoor. Bij ons is de ikonostase verdwenen, maar een denkbeeldige vierde poort weerhoudt de kerkbezoekers ervan de altaartrappen te bestijgen. Dat voorrecht is voorbehouden aan gewijde personen, volgens de mysterietraditie ingewijden van de tweede graad. Subdiakens, diakens en priesters verrichten de dienst aan het altaar, maar alleen diakens, priesters en bisschoppen hebben toegang tot de zesde poort, het tabernakel. Daarin bevindt zich de zevende, het verheven doel van de innerlijke reis, de heilige Hostie, Tammoez in de mythe van Isjtar.
Als afbeelding van de mens wordt de kerk bezield door zeven chakra's. De buitenpoort als het teken van de basischakra, verleent toegang tot de vestibule, traditioneel de plaats voor de dopelingen. Hier wordt de waterchakra, gelegen in de onderbuik, belevendigd. Gedoopte personen mogen nu door de derde poort gaan om in de kerkruimte, de plaats van de miltchakra, de vuurinwijding (het Vormsel) te ondergaan. Mensen met een wijding zijn gerechtigd om te werken op de plaats van de hartchakra, het priesterkoor. Uit deze opsomming volgt dat het altaar gelijkgeschakeld is aan de keelchakra, het tabernakel aan de voorhoofdschakra en de Heilige Hostie aan de kruinchakra. Het opdragen van de mis is voorbehouden aan priesters en bisschoppen, die in de liturgie samen met de gemeente opnieuw de reis naar binnen maken vanaf het binnentreden door de stuitchakra (de invocatie) tot en met de communie (de kruinchakra).
Op deze plaats is het zinvol om nog eens te herinneren aan woorden van Jung. "De numineuze ervaring van het individuatieproces is op archaïsch niveau een aangelegenheid van de sjamaan en de medicijnman, later van de arts, profeet en priester, en op het niveau van de beschaving ten slotte van de filosofie en de religie. De sjamanistische ervaring van de ziekte, marteling, dood en genezing bevatten op een hoger niveau de gedachte van het offer, de alomvattende regeneratie, de transsubstantiatie en de verhoging tot de pneumatische mens, in ÉÉN woord: de apotheose." Volgens Jung is de mis som en kwintessens van een ontwikkeling van tientallen eeuwen, die naar de mate van bewustzijnsverruiming en -verdieping, de aanvankelijk geïsoleerde ervaring van een individu met een specifieke aanleg, geleidelijk gemeengoed laat worden van een grotere groep.
"Het psychische proces dat eraan ten grondslag ligt blijft overigens een geheim, en wordt in overeenkomstige mysteriën of sacramenten, aanschouwelijk en indringend uitgebeeld, ondersteund door leringen, oefeningen, meditaties en offerhandelingen, die de celebrant zo diep laten onderduiken in de sfeer van het mysterie, dat hij zich enigszins bewust wordt van zijn eigen intieme verbondenheid met de mythische gebeurtenissen."
Jung herinnert eraan, dat het Christendom slechts na enige aarzeling, de viering van het mysterie tot een openlijke vertoning heeft gemaakt. "Het was zijn speciale bedoeling om zoveel mogelijk mensen te laten deelnemen aan de beleving van het mysterie. Het kon daarom niet uitblijven dat de afzonderlijke mens de gelegenheid kreeg zich bewust te worden van zijn eigen transformatie, en van de psychische voorwaarden die hiertoe noodzakelijk waren, zoals bijvoorbeeld de biecht van en het berouw over zijn zonden." Jung vermeldt niet, dat de openbaarmaking van het mysterie ook een nadeel heeft, namelijk dat het zijn sterke geconcentreerde kracht heeft verloren. Slechts enkelingen ervaren het nog in zijn diepte. Zij raken telkens weer diep bewogen door de aanraking met het onzienlijke. De kleine Vrij Katholieke Kerk heeft het in zich om het mysterie weer terug te brengen waar het behoort, namelijk bij mensen die bereid zijn er zich voor open te stellen.
Na het binnengaan van de kerk passeert een door de doop gezuiverde ziel ook de tweede poort om de heilige ruimte te betreden, waarin het mysterie zich zal voltrekken. Ambtsdragers van de VKK ontdoen zich hier van hun horloge omdat tijd en ruimte in het licht van het heilige hun invloed verliezen. Zij zijn de voornaamste acteurs in het komende mysteriespel.
Voordat de celebrerende priester de altaartreden bestijgt voert hij zijn gemeente door de denkbeeldige eerste poort het rituaal binnen door het uitspreken van de invocatie. Met dit machtswoord vlamt het slangenvuur van stuit naar kruin. De weg omhoog is geopend. Elk woord dat nu wordt gesproken is geritualiseerd, ontdaan van zijn wereldse betekenis. Onmiddellijk daarna worden altaar en gemeente besprenkeld met gewijd water en wordt de denkbeeldige inwijdingstempel gegrondvest in de fundamenten van ons wezen. Een helderziende zou nu een grotere activiteit van de buikchakra kunnen waarnemen. In het beste geval komt dat tot uiting in een sterkere verinnerlijking. Wereldse gevoelens wijken en de hartstochten zwijgen. De emoties spitsen zich toe op devote toewijding. Het zich bekruizen en het knielen volgen nu spontaan. De absolverende woorden van de absolutie vinden een geopend kanaal. Onder veredelde gevoelens kan de tempel zijn groei aanvangen. De inwijdende zielenzuivering is voltooid. De energie van de buikchakra reikt naar boven om tussen Introitus en Credo de miltchakra aan te vuren.
De woorden van Introitus en Gloria schilderen in een machtige cadans de grootsheid van God, die tegelijkertijd op de meest intieme wijze gestalte aanneemt in de bedding van het verstand. Gebeden, epistel en evangelie vinden daar een voedingrijke bodem. De erkenning van de alomvattende Wijsheid in het Graduale betekenen tevens een onderwerping aan haar lering. Een goede preek ontspringt aan haar bron. Met het Credo wordt een krachtige erkenning uitgesproken. Hiermee heeft de miltchakra haar hoogste activiteit bereikt. Even mag de gelovige proeven van de Verheerlijking, die troostrijke Verlichting van de Geest, die aan het lijden voorafgaat. Ook in het evangelie wordt de Verheerlijking op de berg gevolgd door de gebeurtenissen van het lijden.
Dat lijden neemt gestalte aan in het Offertorium, dat zich voltrekt in de hartchakra van het transformatierituaal. Onder de gedaanten van brood (het Woord) en wijn (de spiritualiteit) worden ziel en lichaam geofferd als een heilige en voortdurende offergave aan God. Voor de meeste volkeren zijn brood en wijn essentiële voedingsmiddelen. Brood is gemaakt van vele graankorrels, wijn bestaat uit vele gegiste druiven. Veelheid is opgegaan in eenheid. De bekende stoffelijke vormen zijn in brood en wijn getransformeerd. Daarom zijn zij op de plaats van de hartchakra transformatiesymbolen bij uitstek. Maar dit offer verwijst ook naar onze eigen bereidheid om in nederigheid aan God het kostbaarste aan te bieden dat wij hebben, namelijk onze zielen en lichamen. Onze dualiteit moet nu opgaan in de goddelijke eenheid. Woorden als deze kun je niet gedachteloos uitspreken. Het offerwoord mag nooit tot een routineuze gemeenplaats worden. Het is het offer van het ego, dat zich klein maakt om in God te groeien.
Door zich in de kern van zijn wezen terug te trekken kan iemand voorkomen, dat de energie van de hartchakra wegstroomt in de zijarmen. Nu trekt hij haar samen zodat zij in het vervolg van het rituaal kan worden opgetrokken tot de allerhoogste. Deze buigt zich op zijn beurt omlaag en er vindt aan het altaar een ontmoeting plaats tussen gemeente en God. De aanraking is als een vluchtige kus, die echter op de lippen blijft branden tot ver na de dienst. Nu is de kanaal naar omhoog geopend. De verder opstijgende energie vanuit de hartchakra naar de keelchakra vindt uitdrukking in de liturgische woorden "Heft uwe harten omhoog" en het bekrachtigende antwoord daarop door de gemeente.
Eerst op dit ogenblik ontplooit de ziel zich tot de engelenrijken. De prefatie vormt daarvan een perfect getuigenis. Nu worden de negen engelenkoren aangeroepen. Volgens de esoterische wijsheid existeert de laagste trits van de engelenkoren, Vorstendommen, Aartsengelen en Engelen in het bewustzijnsgebied van de keelchakra. Iemand, die vanuit een volkomen geopende keelchakra leeft kan moeiteloos verkeren met leden van deze drie groepen. De actieve voorhoofdschakra opent voor ons de domeinen van Heerschappijen, Machten en Krachten. Als ook de kruinchakra belevendigd is komen ook de Tronen, Cherubijnen en Serafijnen in hun puurste gestalte tot ons. In de mis markeert de prefatie het moment, waarop de onderste drie van de negen groepen engelen in het rituaal worden betrokken.
Door het nu volgende consecratiegebed worden ze geactiveerd, de Vorstendommen om steun te geven aan de regerende vorst, de voorzittend bisschop en de regionaris van onze kerkprovincie, de aartsengelen om de zieken bij te staan en de engelen om te zorgen voor moeder en kind en de overledenen. Daarmee is hun taak nog niet volbracht, want bij de transsubstantiatie zijn zij machtige en onmisbare medewerkers. Een van hen maakt zich verdienstelijk als de bode, die de verzamelde inspanningen van de gemeente omzet in de energie, die in het goddelijk bewustzijn kan worden opgenomen. Nu ontstaat het kanaal waardoor de goddelijke kracht rechtstreeks kan neerstromen in de elementen. Op deze wijze ontvangen ze hun exclusieve status en worden ze tot geestelijk voedsel voor hoofd en hart.
Met de "Herdenking der heiligen" wordt de geheelde mens bereikt, levend vanuit een geopende voorhoofdschakra, temidden van Heerschappijen, Krachten en Machten. Hier klinkt dan de liturgische roep, die alleen maar op deze plek tot zijn recht kan komen: "O Zoon Gods, die heden tegenwoordig zijt op duizenden altaren en toch Een en Ondeelbaar zijt..."
De nadruk ligt op eenheid: "...zo mogen al Uw kinderen zich een weten in U, zoals Gij een zijt met de Vader." Vanuit deze eenheid kan de vredesgroet worden gegeven. De gemeente verkeert in wonderbare en mystieke gemeenschap met de Heer, die zich in subtiele impulsen kenbaar maakt. Het ervaren ervan is afhankelijk van de mate van aandacht, van ontvankelijk zijn, van zelfvergetelheid. Eigenlijk zou geen zucht uit de buitenwereld mogen doordringen in deze van mystieke evenwicht vervulde stilte. Op dit unieke niveau dringen geen contrasterende klanken door. Gedachten behoren bescheiden te zwijgen. Iedereen onderwerpt zich aan de goddelijke Wil en is dienstbaar aan het Koninkrijk.
Dan spreekt een stem. Vanuit het rijk van Tronen, Cherubijnen en Serafijnen klinkt de uitnodiging nader te komen om het Lichaam van de Heer te ontvangen. Het moment suprème bekroont de ceremonie op waardige wijze. In de gedaante van Brood en Wijn stromen Woord en Leven, afgezanten van de eeuwigheid, uit in onze eindige zielen en verbinden ons in het diepst van ons wezen met de kosmische essentie van het bestaan. Ongemerkt licht de kruinchakra op en tovert een gouden aureool boven de hoofden van de aanwezigen. Een ondeelbaar ogenblik zijn ze ingewijden van de hoogste graad. Jubelend hoor je hen, samen met de drie hoogste engelenkoren, zingen. "De lof en de glorie, de wijsheid en de dank, de eer en de sterkt' en de macht zij God onze Heer, in alle eeuwigheid."
Zeven onderdelen van de mis zijn vergeleken met de zeven chakra's. Het christendom kent de chakra's niet op dezelfde wijze als het Tantrisch Boeddhisme. Wel kent het christendom een bijzondere waarde toe aan het cijfer zeven. Tal van bijbelse voorbeelden bewijzen dat. Het heilige wordt bereikt in zeven stappen. Door in elk van de zeven stappen in de liturgie een overeenkomstige werking in de chakra’s te zien maak je de invloed ervan op de psyche zichtbaar. De chakra's, liggend in het etherisch veld rondom het lichaam, staan in verband met de zeven endocriene klieren, die op hun beurt hormonen produceren. Via chakra's, klieren en hormonen wordt de lichamelijke gezondheid mede een afspiegeling van de innerlijke ontwikkeling. Helaas is nog niet onderzocht in hoeverre een kerkelijk rituaal gevolgen heeft voor de hormonenproductie. Maar het is denkbaar, dat deze effecten meetbaar zijn. Want ziel en lichaam ondervinden beide de invloed van het misrituaal op een wijze, die elk begrip te boven gaat.
Sprekend vanuit tientallen jaren ervaring zegt Jung overtuigd te zijn van de aanwezigheid van een ordenende factor, die onafhankelijk is van het ik-bewustzijn. De mis beschouwt hij als een transformatierituaal, dat toegespitst is op de zelfverwerkelijking van de deelnemer. Als een geritualiseerde mythe laat het in de zielen een spoor van de evolutionaire ontwikkeling, van wilde tot verlichte, achter, dat steeds dieper in de ziel wordt ingekerfd als schrifttekens op een kleitablet. De innerlijke mens bevat op deze wijze een in zijn ziel getekende blauwdruk van de meest ideale evolutieweg, die hij onbewust zo goed mogelijk zal proberen te volgen. Het is de weg, die leidt naar eenwording met de Christus-in-ons, een onontkoombare weg, die steeds duidelijker de leidraad van elk lichamelijk leven wordt.
Met het betreden van de kerk kozen we in horizontale lijn voor de inwijdingsweg, die in de mis in verticale lijn wordt voortgezet. Helaas verdween deze kennis in de storm van opgeblazen ik-zucht, het gevaar van deze tijd. Maar Jezus schonk zijn leer aan de wereld in de wetenschap, dat ze pas in het Aquariustijdperk ten volle verstaan zou worden. Met de nadering van deze tijd wordt het steeds helderder. Het misrituaal heeft zichzelf niet overleefd, mits het maar op de juiste manier wordt verstaan.