Wijdingen - acoliet
Wijding tot Acoliet
De wijding tot acoliet is de laatste wijding van de reeks van zogenaamde lagere wijdingen.
In de kerk zijn de lagere wijdingen open voor iedereen die toegelaten wordt tot het dienen aan het altaar. Deze
wijdingen gaan nog uit van een zekere vrijblijvendheid m.b.t. het dienen in de kerk.
Met de hogere wijdingen (met als voorbereiding de wijding tot subdiaken) geldt dat niet meer.
Dan wil je je volledig richten op het voortzetten van het werk van Christus. Je wordt ingedeeld bij een kerkgemeente, waar
je medeverantwoordelijkheid voor draagt. Tevens leg je op een gegeven moment ook de gelofte van Canonieke
gehoorzaamheid af aan de bisschop en de kerk. Dat houdt ondermeer in dat je geen jota op eigen initiatief zult
veranderen.
In de Bergrede zegt Christus (Mt 5):
[17] Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen,
maar om ze tot vervulling te brengen. [18] Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke
tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. [19] Wie dus ook maar een van de kleinste van deze geboden
afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de kleinste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel.
Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan.
Anderzijds is het doel van wijdingen jezelf ontwikkelen. Je zelf ontwikkelen is niet gebonden aan een kerk of ander
instituut of gemeenschap. Het is een weg, die gebaseerd is op je eigen wil en intenties.
Niemand kan de weg voor jou gaan, hooguit een poos met je oplopen op de zelfde weg.
Maar het leren van jezelf moet je zelf doen.
Jezelf leren liefhebben en daardoor kennis opdoen.
En zoals de wijdingen dat aangeven, dat ook uitstralen. Dan kunnen we anderen wel helpen, bijlichten.
Maar het blijft helpen, niet proberen de weg voor de ander te willen lopen. Dan gaan we in de weg lopen, voor de voeten
lopen!
De tekst van de wijding van acoliet heeft het daar ook over. Het bijlichten en leven beschikbaar stellen in de vorm van
water en wijn. De dingen gereed maken voor het aanbieden aan Christus.
In vroeger tijden was het de plicht van de acoliet de kandelaar te dragen, in de kerk de lichten te ontsteken en wijn en water
voor de Eucharistie aan te reiken. Waar de acoliet vroeger zijn diensten alleen gaf voor het altaar van de kerk, dient hij thans
voor het altaar van het menselijk hart, waarop ieder mens in waarheid zichzelf moet offeren als een offerande aan God.
Nu u op het punt staat u aan Christus aan te bieden om deel uit te maken van de gemeenschap van hen, die in waar-heid streven
de geestelijke dienaren van de wereld te zijn, moet u trachten met een eenvoudig hart het ambt te vervullen, dat u nu op u wilt
nemen. Want eerst dan zult u op waardige wijze wijn en water, welke bij het offeren aan God gebruikt worden, kunnen
aanreiken, wanneer u door een onzelfzuchtige levenswijze uzelf geheel offert aan God.
De aloude symboliek volgend, die aan deze wijding is verbonden, wordt de kandidaat behalve een ampul, als het zichtbare teken
van deze offering, ook een kandelaar met een brandende kaars in handen gegeven, waarbij dan wordt gezegd, dat het zijn plicht
zal zijn de lichten van de kerk aan te steken in de Naam van God.
Het is niet uitgesloten dat het uw taak zal zijn in letterlijke zin de lichten aan te steken en in dat geval behoort het, evenals alle
plichten van het dagelijks leven, als een dienst te worden gedaan, die u in Naam van de Heer verricht. Ook is het echter de
bedoeling, dat u altijd het geestelijk licht van Christus' heilige Tegenwoordigheid met u zult meedragen en er naar zult streven
het bewust-zijn van Zijn Tegenwoordigheid te doen ontwaken in de harten van uw broeders en zusters, die tezamen de grote
Universele Kerk van de gehele mensheid zijn.
In verscheidene godsdiensten is het licht het symbool van de Godheid, "het licht, dat ieder mens verlicht, die in de wereld
komt". Dat licht is universeel en woont in het hart van ieder mens. Het is onze plicht dat Licht in iedereen te zien, hoe dof het
ook schijnt en hoe versluierd het ook moge zijn voor ons gewone waarnemingsvermogen. En wanneer wij eenmaal geleerd zullen
hebben dat Licht zowel in onszelf als in anderen te zien, dan zullen wij hen kunnen helpen het Licht van hun eigen innerlijke
Goddelijkheid te laten schijnen in al zijn heerlijkheid, tot het ogenblik aanbreekt waarop dit innerlijk Licht in hen één zal zijn
geworden met het universele Licht, dat om hen is. Hieraan worden wij dan ook voortdurend herinnerd in de woorden van de
christelijke geschriften: "Laat uw licht stralen voor de mensen opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen
is, verheerlijken."
"Dan zullen de wijzen stralen als de glans van het uitspansel en zij die de mensen tot gerechtigheid hebben gebracht zullen
eeuwig schitteren als de sterren."
Of zoals de apostel Paulus zegt: "Zorg dat u onder een ontaard en verkeerd geslacht schittert als sterren in het heel-al." En:
"Houd uw lendenen omgord en de lampen brandende", "Laat ons afleggen de werken van de duisternis en aandoen de wapenen van
het licht", "Eens was u in duisternis, nu bent u licht door uw gemeenschap met de Heer: leef dan als kinderen van het licht".
Het is de bedoeling, dat de graad van acoliet er toe zal bijdragen uw geestelijke vermogens en meer in het bijzonder de intuïtie
te belevendigen, waardoor het licht van de goddelijke liefde en wijsheid uw verstand zal kunnen verlichten. Naarmate u op
waardige wijze uw ambt vervult door anderen te helpen, zult u zelf hulp ontvangen van de Groten, Wier oren nooit doof zijn,
Wier harten nooit gesloten zijn voor de wereld, die Zij liefhebben.
En dan volgt altijd weer:
O Christus, steeds bereid is het ernstig streven van Uw kinderen te aanvaarden en te steunen, zie in Uw liefde neer op Uw
dienaren die U wensen te dienen.
Het streven, de intentie. De wil. Ieder zijn eigen licht ontsteken.
Kenmerken:
•
Deugden: Ruim inzicht in alle abstracte vraagstukken, oprechtheid in bedoelingen, helder verstand,
concentratievermogen voor filosofische studies, geduld, tact, voorzichtigheid, geen neiging zichzelf of anderen te
kwellen over kleinigheden.
•
Ondeugden: Intellectuele hoogmoed, koelheid, afzondering, onnauwkeurigheid in details, verstrooidheid, koppigheid,
zelfzucht, teveel kritiek op anderen.
•
Kwaliteiten: Medegevoel - empathie, verdraagzaamheid, toewijding, nauwkeurigheid, energie en gezond verstand.