terug terug verder verder

Wijdingen - priester

Wijding tot Priester

De wijding tot priester is het toekennen van één der zeven sacramenten. De sacramenten zijn: de eucharistie met als belangrijk onderdeel de heilige Communie het doopsel het vormsel de biecht en absolutie (het sacrament van de verzoening) de ziekenzalving of het heilig oliesel het priesterschap het huwelijk. De wijding begint ook hier met het voorstellen van de kandidaat door de priester van de kerkgemeente aan de bisschop: P. Hoogwaardige vader, onze heilige moeder de katholieke Kerk vraagt u deze diaken door wijding de last van het priesterschap op te leggen. B. Weet u of hij dit waardig is? P. Voorzover menselijke zwakheid mij toestaat te oordelen, weet en verklaar ik, dat hij de last van deze bediening waardig is. B. God zij gedankt. Vooraf is gelezen uit De eerste brief van Petrus, Hoofdstuk 5: Het gezag in de gemeente. Ondermeer valt te lezen: [2] Hoed Gods kudde waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt, houd goed toezicht – niet gedwongen maar vrijwillig, zoals God dat wil, en niet om er zelf beter van te worden maar met belangeloze toewijding. [3] Stel u niet heerszuchtig op tegenover de kudde die aan u is toevertrouwd, maar geef het goede voorbeeld. [4] Dan zult u wanneer de hoogste herder verschijnt de krans van de luister ontvangen, die nooit verwelkt. [5] En u, jongeren, moet van uw kant het gezag van de oudsten erkennen. Daar sta je dan met je hele ‘hebben en houden’ – met je verleden – heden – toekomst. Als je de wijding of deze innerlijke stap verbind met de 2e straal - Christus, Liefde Wijsheid -(midden op het altaar), dan sta je volledig in je kracht. Kracht op een manier zoals in de tekst verwoord. De kudde ben je eerst zelf en dan je omgeving – de naasten. De bisschop zegt het volgende tot ons: Niemand mag overijld in de kerk de handen worden opgelegd, maar we moeten ons vergewissen dat ieder die tot uitoefening van een gewijd ambt wordt voorgesteld gunstig bekend staat. De bisschop deelt met de gehele kerkgemeenschap de verantwoordelijkheid voor de wijding. Al spoedig in het vroege Christendom was het dan ook gebruikelijk de gelovigen te raadplegen aangaande de verkiezing van diegene die een bijzonder ambt zou gaan vervullen. Het zal bovendien te verwachten zijn dat een kerkgemeenschap eerder geneigd zal zijn de priester te volgen en te erkennen, indien zij met diens wijding heeft ingestemd. Indien daarom iemand iets ten nadele van deze wijdeling kan aanvoeren, dat hem/haar ongeschikt zou doen zijn het priesterschap te ontvangen, laat deze dan, in Gods naam, nu naar voren treden en vrijuit spreken en daarbij tevens zichzelf gedenken. Gedragen worden in het ambt, waartoe je je geroepen weet. Maar voordat de handeling volbracht zal zijn die u onherroepelijk de zoete, maar tevens zware last van het priesterschap zal opleggen - wil ik nu, en voor de laatste maal, u er op wijzen hoe groot de waardigheid en de verantwoordelijkheid is, aan dit ambt verbonden. En ook, hoe gewichtig de plichten zijn die diegene moet vervullen die tot priester is gewijd. Als dienaar van Christus en als behoeder en bedienaar van Zijn mysteriën [sacramenten], zult u voorgaan in de viering van de Eucharistie. U zult zegenen, leiden, binden en ontbinden, zalven, prediken en dopen. Priesters dienen daarom aanbevolen te zijn wegens hun waardig gedrag, hun rechtvaardigheidszin en waarheidsgetrouwheid, en wegens hun wijsheid, liefde en mededogen. Dan zult u uw priesterschap in Christus’ kracht, die in u woont, ook kunnen volbrengen. Moge u dat verwezenlijken wat u heden zult worden geschonken. En dan wordt je gevraagd, hierop ‘ja’ te zeggen. Waar zeg je ‘ja’ tegen? Tegen Christus in je en tegen Christus om je heen. Tegen alles en iedereen, ongeacht geloof of overtuiging. Ook hier: geen godsdienst boven waarheid. In de lezing over Toewijding uit de Nag Hammadi-geschriften, de Lessen van Sylvanus (Codex VII, Boek 4, pagina 109) valt te lezen: De ware aanbidding is wat uit het hart voortkomt, en aanbidding uit het hart kenmerkt iedere ziel die God nabij is. En de ziel die huisgenoot is van God, blijft zuiver; en de ziel die Christus aangenomen heeft is een zuivere ziel die onmogelijk zondigen kan. En daar waar Christus is, is zonde tenietgedaan. Laat slechts Christus toe in je wereld en laat hem alle machten die over je gekomen zijn vernietigen. Laat hem je innerlijke tempel binnengaan, zodat hij alle handelaars uit kan drijven. Laat hem in je innerlijke tempel wonen, zodat jij een priester en leviet (geestelijk werker) voor hem kunt worden, die binnenkomt in zuiverheid. Gezegend ben jij, o ziel, als je hem in je tempel vindt. En nog meer gezegend ben je wanneer je zijn eredienst verricht. De litanie, die gezongen wordt, als de wijdeling plat op de vloer ligt, is gelijk aan die bij de diakenwijding. Alleen het vers 11 is anders: Bind thans in mystieke bond deez' Uw priester door Uw macht, dat zij/hij thans van 's werelds band en van zelfzucht vrij zij. Ook wordt het ‘Veni Creator’ gezongen. Vervolgens worden de stola en kazuifel omgehangen en worden de handen gezalfd. B. Het behage U, o Heer, deze handen door deze zalving en door onze + zegening te wijden en te heiligen, opdat al hetgeen zij zullen + zegenen, gezegend moge zijn en al hetgeen zij zullen heiligen, gewijd en geheiligd moge zijn in de naam van Christus onze Heer. Dan wordt de kelk aangereikt: B. Ontvang de macht aan God te offeren en het heilig misoffer in de naam van de Heer op te dragen, zowel voor de levenden als voor de doden. Een indrukwekkend moment, deze handelingen. Aan het einde wordt de nieuwe priester nogmaals toegesproken: B. Beschouw met aandacht de orde, tot welke u heden bent verheven en denk altijd aan het heilige dat u is toevertrouwd. Aangezien het God behaagd heeft u nader tot Zich te roepen, moet u nooit vergeten uw zusters en broeders te dienen, want dat is het gulden pad, dat leidt tot Zijn heerlijkheid. U hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet! Geef om niet wat je om niet ontvangen hebt. Dat is een belangrijk gegeven in het werk. Wij kunnen dat ook doen omdat wij onbezoldigd zijn. Het toedienen van het sacrament van de priesterwijding is een uitwendige handeling, die een geestelijke macht tevens verzinnebeeld en veroorzaakt. De wijding verschilt bijv. met de doop, omdat haar voornaamste uitwerksel is een macht te geven, terwijl het voornaamste uitwerksel van het doopsel is het lidmaatschap van Christus’ heilige kerk en geënt te worden in Zijn mystieke lichaam. Het sacrament van de wijding is op de eerste plaats een machtsoverdracht. Voor de priesterwijding is het voornaamste de overdracht van de consecratiemacht. Macht = Kracht. Dit wordt gesymboliseerd met de overdracht van de kelk met wijn en daarop de pateen met brood. Kenmerken: wil of macht. Deugden: Kracht, moed, standvastigheid, waarheidsliefde voortkomend uit volkomen onbevreesdheid, kracht om te regeren, het vermogen grote vraagstukken met ruim begrip te bevatten, mensen aan te pakken en maatregelen te nemen. Ondeugden: Hoogmoed, eerzucht, koppigheid, hardheid, aanmatiging, begeerte anderen te overheersen, halsstarrigheid, boosaardigheid.
Copyright © Vrij-Katholieke Kerk in Nederland. Alle rechten voorbehouden. Lees onze disclaimer en het Privacy statement